De boekendokter

De boekendokter

 

 

Veel boekenliefhebbers vinden dat ze te weinig aan lezen toekomen. Te druk, te snel afgeleid door de smartphone, een sociaal leven of Netflix. Men – u – trakteert zichzelf op de nieuwe Grunberg voor op vakantie. Het boek gaat zolang op de stapel ongelezen. Daaruit een selectie samenstellen die mee mag, is op zichzelf al een beetje vakantie. Je neemt het zekere voor het onzekere en pakt gul in. Soms een apart rolkoffertje vol. Eindelijk tijd om te lezen. Ik hoef u niet te vertellen dat het zonovergoten appartement in die bruisende metropool, of dat familiehotel op de Veluwe van alle sociale en technische gemakken (inclusief Wifi) is voorzien, dat de camper die voor u klaarstaat een huisbioscoop herbergt met driedimensionaal geluid en dat u op uw luxe jacht in de Ionische Zee alle zeilen bij moet zetten om uw hoofd en dat van uw geliefde boven water te houden. Van dat lezen komt niets terecht, althans niet wat u ervan had verwacht of gehoopt. U rolt uw hele ongelezen koffertje weer terug naar huis en gaat als volgt te werk. Kies het boek dat u wilt lezen en leg het op uw nachtkastje. Lees voor het slapen gaan drie tot tien pagina’s. Beschouw deze open deur als een serieus medisch advies en raad het uw patiënten vooral aan als doeltreffend middel tegen slapeloosheid, dwangmatig piekeren en andere onlustgevoelens die op kunnen spelen als men naar bed gaat. En dat boek hoeft geen niemendalletje te zijn, welnee. De geest moet eerder worden ómgeleid dan áfgeleid. Ik spreek uit ervaring. Enkele maanden geleden kreeg ik het dagboek van Max de Jong in handen, een fraaie editie, gepubliceerd door een gerenommeerd uitgevershuis. Ik kende De Jong van een bijzonder dichtbundeltje uit 1947, Heet van de naald, dat bij verschijnen opzien had gebaard door de moderne toonzetting. Het zijn 91 kwatrijnen, (u leest het boekje in vijf minuten uit) waarin de dichter in berustende, makkelijk te volgen bewoordingen – vrijwel zonder rijm – verslag doet van zijn onmacht over een misgelopen liefde. Ik citeer de eerste twee kwatrijnen die alles in zich dragen van de 89 daaropvolgende:

Ach hoe kan ik nu ook schrijven
zij is getrouwd met een ander
en heeft kinderen
zoals het moet

ik daarentegen zoek vruchteloos
naar het recept
om van twee halve vriendinnen
één hele te maken

Max de Jong was dertig toen de bundel verscheen, een boekje van 32 pagina’s. Hoewel hij eerder via een kennis zes gedichten en in eigen beheer een essay had gepubliceerd, was dit zijn eerste boek bij een echte uitgever, Geert van Oorschot. En zijn laatste, want hij stierf in 1951 aan een hersenbloeding. Daarna begon de mythevorming. Het was in kleine kring bekend dat De Jong een dagboek had bijgehouden. Uitgever Van Oorschot had erin mogen lezen en verkondigde na De Jongs dood dat hij het dagboek mét De Avonden van Gerard (van het) Reve en Bij nader inzien van J.J. Voskuil tot de belangrijkste Nederlandse na-oorlogse geschriften beschouwde. Het feit dat er nog een grote partij onverkochte exemplaren van Heet van de naald op de planken lag, zal het enthousiasme van de uitgever mogelijk een extra duwtje hebben gegeven. Maar de familie hield, naar eigen zeggen op uitdrukkelijk verzoek van Max de Jong zelf, publicatie tegen. Na decennia touwtrekken tussen uitgever en erfgenamen, verscheen in 1990 een clandestiene publicatie van het dagboek in drie delen, aangevuld met een deel annotaties in een oplage van 51 exemplaren. Er volgden bewonderende reacties van collega-schrijvers. K. Schippers: ‘Het is de zelfontleding van een melancholieke intellectueel, die een talent had om zich voortdurend te omringen met mankementen. En van Remco Campert (met een knipoog naar de eerste regel vanHeet van de naald): ‘Ach, lees alles van Max de Jong’. Maar het zou nog tot 2016 duren voordat een officiële editie, in 844 pagina’s dundruk, het levenslicht zag. U vraagt zich af wat dit verhaal met het voorgaande te maken heeft. Welnu, ik heb dat dagboek in bed gelezen, maandenlang elke dag een handvol bladzijden om daarna steeds urenlang diep en weldadig te slapen. Het is het onthutsend eerlijke verslag van de laatste drie jaren van een monotoon schrijnend leven vol mislukking en miskenning in Amsterdam, vlak na de oorlog. Nooit eerder las ik zo over de ontberingen als gevolg van geldgebrek, geluidsoverlast, misantropie, onbeantwoorde verliefdheden en een variëteit aan andere ellendige tegenslagen tot en met de regels van de laatste dag, twee weken voor zijn dood: ‘Ik had naar de dokter gemoeten, maar voorrang gegeven aan de afspraak met Kitty. […] Ze wou het roddelen niet meer aanhoren. En samen Chinees gegeten. Ze wou het intrigeren niet meer aanhoren. Conversatie dus een sof. En van aanraken of met me meegaan helemaal geen sprake. Ze wou me integendeel kwijt.’ De schaamteloze oprechtheid waarmee Max de Jong zijn miserabele leven heel precies optekende, wordt door zijn zus later getypeerd als: ‘ontzettend vervelend’. Mij greep het aan. De Jong wilde schrijver worden, maar zijn ambitie bleef steken in chronische vermoeidheid. Hij probeerde als vertaler werk te vinden, maar was slordig en eigenwijs, zodat uitgevers snel op hem uitgekeken waren. Hij was permanent op zoek naar een vriendin, maar kon er geen krijgen. Het ‘zonder zitten’ was om gek van te worden, maar nauwelijks verwonderlijk als je bedenkt dat hij potentiële liefdeskandidaten al meteen op het eerste afspraakje vertelde dat hij ‘principieel polygaam’ was. Polygamie als garantie voor een intensief seksleven, want ‘om een baby in het leven te roepen, is één omhelzing voorbeschreven, terwijl het ons beter gelegen zou komen als het er enige honderden waren. Dit is het wezen van alle tekort.’ Het dagboek is dus fascinerend, maar roept talloze vragen op over de context. Wie waren bijvoorbeeld die mensen van wie alleen initialen staan vermeld en welke rol speelden ze in zijn leven? De annotaties van boekbezorger Marsha Keja schieten hierin tekort, maar na enig speuren vond ik een biografie van Max de Jong uit 2000 die de benodigde helderheid verschafte en die ik tegelijk met het dagboek las. Leest u op de eerste pagina even mee: ‘[…] Max had op een onachtzaam tijdstip, alleen en in de stilte waar hij tijdens zijn leven zo vergeefs naar had verlangd, zijn laatste adem uitgeblazen. Zelfs in zijn ziekte was hij miskend. Bij het verslepen van een fornuis dat zijn buren op zijn kamer […] hadden gestald, was de spit in zijn rug geschoten. Door een val met zijn fiets had hij al maandenlang last van een verlamde linkerarm. Ook werd de laatste tijd zijn chronische hoofdpijn steeds heviger. Overgevoelig als hij was voor geluiden, waren de schallende radio’s van de buren een ware hel voor hem. Eind mei kon hij zijn bed niet meer uit. De dokter weigerde aanvankelijk te komen omdat hij de kamer van Max te smerig vond. […] De wastafel was zwart uitgeslagen op een klein wit plekje na, omdat hij daar altijd in plaste.’ Wie iets bijzonders wil lezen en daarna vorstelijk wil slapen, schaffe zich het hele pakket aan: dichtbundel, biografie en dagboek.

Behalve De Jong lag de nieuwe dikke Grunberg naast mijn bed, over een brandweerman met een groot verdriet, goed voor wekenlang inslaaplezen. Waar vroeger van Simon Vestdijk werd gezegd dat hij sneller schreef dan God kon lezen, geldt dat vandaag voor Arnon Grunberg, wiens publicatiefrequentie – vooral in dag-, week- en maandbladen – gerust verbluffend mag heten. Dat daardoor enige Grunbergmoeheid op kan treden, is misschien onvermijdelijk en voor een nachtkastjesboek geen direct bezwaar. Maar jammer is het wel. De romanschrijver onderscheidt zich in stijl en toon niet van de essayist of de korte stukjesschrijver. Zo wordt het lastig om in de huid van de hoofdpersoon te kruipen, zijn karakter te leren kennen en zijn verdriet te delen. Onderhoudend is het boek zeker, maar je ziet niet het gezicht van de brandweerman voor je, maar dat van de auteur achter zijn toetsenbord. Wat op afstand blijft, komt niet dichtbij genoeg.

Max de Jong – Heet van de naald en andere gedichten
Van Oorschot, Amsterdam 2014

Max de Jong – Dagboek
Van Oorschot, Amsterdam 2016

Nico Keuning – Altijd het tinnef om je heen
Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2000

Arnon Grunberg – Goede mannen
Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2018

Tekst Huug Schipper