De boekendokter
Kent u dit verschijnsel: je leest een boek van een volkomen onbekende schrijver van eigen bodem en beseft al lezend dat je te maken hebt met een meesterwerk. Na onderzoek blijkt de auteur meer boeken op zijn naam te hebben, die je ogenblikkelijk aanschaft en verslindt. Als een uitgehongerde, want de nieuwe schrijver is een held die je snel in je Culturele Rugzak van Kwaliteit en Goede Smaak wilt laden en meedragen. Het overkwam me in het verleden met Bob den Uyl. Onlangs gebeurde het weer. De Bruna boekwinkel in ons winkelcentrum ging sluiten en ruimde op. Alle nieuwe boeken mochten weg voor de helft van de prijs. Het boek De ruiter van ene Jan van Mersbergen lag vooraan. Ik liet me niet weerhouden door de onbekende auteursnaam, de onaantrekkelijke titel en de syntactisch wringende loftuiting van Herman Koch boven de paardenfoto op het omslag: ‘dit is zo’n boek waardoor je op de eerste pagina wordt vastgegrepen en niet meer losgelaten.’ Onderin het omslag stond de aanbeveling: ‘Van de winnaar van de F. Bordewijkprijs’. Dat is de prijs voor het beste Nederlandse prozaboek van het jaar. Terwijl ik de andere kant op keek, had deze onbekende Van Mersbergen dus al eerder victorie gekraaid. Ik kocht het boek.
De verteller in De ruiter is een paard. Dit werpt allicht een drempel op tussen dit boek en zijn lezers. Wie afhaakt (‘ik hou niet van boeken met pratende dieren’) stel ik gerust. Het paard is een geslaagd vehikel van de schrijver die een origineel vertelperspectief zoekt. Hij begeeft zich daarmee op glad ijs, ja. Hij verplaatst zich in een oud paard, maar is tegelijkertijd de alwetende verteller van een puntgaaf mensensprookje: ‘Ik stond te slapen. Heel even doezelen en dromen en dutten tot die kleine wieltjes trrr-trrr over de stenen hobbelden en een hoog, fel en ratelend geluid mijn ogen openwrikte en ik een man en een meisje aan zag komen lopen over het pad. Daar gaan ze.’
Van Mersbergen schreef 11(elf!) titels sinds 2001. Hij blijkt te beschikken over een lichte, zeer eigen toon, een scherp oog voor detail en een groot empathisch vermogen. Stugge, zintuigelijke mensen bevolken zijn oeuvre, vooral mannen van weinig woorden, automonteurs, straatartiesten, boksers. Ze bewegen zich door het verhaal als de losse brede kwaststreken van een impressionistisch schilder op een doek vol details. Er hangt vaak iets ongrijpbaars in de lucht, iets onbenoembaar onheilspellends dat zich in korte zinnen aandient en dat je met kloppend hart dóór doet lezen. Tegelijkertijd serveert de schrijver er geraffineerd en liefkozend kleine porties onschuld bij. Daarvoor gebruikt hij vaak verkleinwoorden. Van Mersbergen is de meester van het dimunitief. Leest u even mee in De macht over het stuur (2003), over een groepje opgeschoten dorpsjongens en hun auto’s. De verkleinwoorden halen de angel uit deze dodemansrit: ‘Hij wrong zich het slapende dorp door en nam een secundaire weg waar hij overheen leek te vliegen. De boompjes die hij passeerde waaiden in het spoor van de auto mee. Na de laatste boerderij drukte hij zich dieper in de stoel. Het was alsof hij de bundels licht van de koplampen, die voor hem uit over het asfalt gleden, wilde overrijden. Zijn voet drukte het gaspedaal verder in, de wijzer van de snelheidsmeter tikte tegen het pinnetje dat het maximum aangaf. Hij had nog gas over. Ze schokten en rammelden over het weggetje, de auto en hij, en bij iedere schok die door de auto ging vloekte hij, juichte hij.’
Van Mersbergens verhalen zijn onderhoudend en maken dat je op elke bladzij zin hebt in de volgende. Maar wat Van Mersbergen bijzonder maakt is hoe hij op innemende toon een wereld neerzet die prachtig balanceert tussen hard en zacht. Zijn personages worstelen met zichzelf en hun omgeving, maar hun lot is bij Van Mersbergen in liefdevolle handen. Dit barmhartige schrijversschap verdient een groot lezerspubliek.
Jan van Mersbergen
De ruiter
Cossee, Amsterdam 2016
De macht over het stuur
Cossee, Amsterdam 2003
Tekst Huug Schipper