Kunst kijken
Met ‘kunst’ heeft dit stukje niets te maken, met kijken wel, maar er kan een kruis door de kunst. Het vieren van de 75ste verjaardag van onze vrijheid gebeurt niet onopgemerkt en gaat door tot en met 2020. Omdat we niet mogen vergeten wat vrijheid is, vieren we die door te laten zien wat onvrijheid inhoudt.
In Den Bosch heeft museumdirecteur Timo de Rijk in het Design Museum een geruchtmakende tentoonstelling ingericht van design uit de Nazitijd. Zelden bracht een tentoonstelling zoveel reuring teweeg – tot op de voorpagina van The New York Times aan toe – maar het onderwerp ligt dan ook zeer gevoelig. Kan iets dat zoveel lelijks vertegenwoordigt, ook mooi zijn? Kan iets in-en-inslechts ook goed zijn? Wat blijft er over van een beeld als de geschiedenis het heeft gestigmatiseerd? Als er al zoiets kan bestaan als een ‘schuldig’ beeld, is dat de swastika, het hakenkruis. Dit vierduizend(!) jaar oude teken staat voor ‘geluk’ en kwam overal voor, van Europa tot in China, bij Indianenstammen en Afrikaanse volken. Het stond op christelijke gebouwen en … synagoges. Rond 1900 eigenden Duitse mystici met racistische inslag zich het hakenkruis toe als teken van Arische superioriteit. Daarna groeide het uit tot politiek symbool met een antisemitisch karakter. Begin jaren twintig van de vorige eeuw claimde Adolf Hitler het ontwerp van het hakenkruis en bombardeerde het tot merkteken van zijn Nationaal Socialistische Partij.
Wat de tentoonstelling in Den Bosch vooral duidelijk maakt is dat de volksmenner Hitler een uitzonderlijk talent voor marketing had. Hij kende de macht van de herhaling, want door ‘zijn’ hakenkruis overal op te zetten, werd het door iedereen gezien en herkend. Om zijn ideologie verder vorm te geven, putte hij uit uiteenlopende bronnen. Zo liet hij bouwen volgens de beginselen van de oud-Griekse bouwkunst, symmetrisch en pompeus. En toen hij zag hoeveel succes de communisten hadden met de kleur rood, maakte hij de Nazivlag rood.
Om het volk aan zich te binden gaf Hitler begin jaren dertig het startsein voor de aanleg van een net van autosnelwegen. En omdat een auto voor iedereen betaalbaar moest worden, kreeg autobouwer Porsche de opdracht tot de fabrikage van een ‘volksauto’ voor een maximale verkoopprijs van 1000 rijksmark. Het werd de Volkswagen Kever, waarvan het oermodel, de Maikäfer, enkele jaren eerder was ontworpen door de joodse ingenieur Joseph Ganz. Deze Ganz werd door de Nazis zorgvuldig uit de geschiedenis geschreven, want een nationaalsocialistisch staatsproject kon natuurlijk onmogelijk een joodse oorsprong hebben. In de hal van het museum prijkt een Volkswagen Kever als een van de weinige min of meer ‘onschuldige’ (industriële) ontwerpen. Het is in elk geval het enige object dat door de bezoeker mag worden gefotografeerd.
De tentoonstellingsmakers worstelen enigszins met het inktzwarte imago van hun onderwerp. In de bijschriften bij de tentoongestelde items wordt, om critici voor te zijn, elk enthousiasme voor de esthetiek van het beeld bewust getemperd door steeds weer te wijzen op de gruwelijke wereld áchter de propaganda. En het is bezoekers verboden te fotograferen, omdat men bang is voor neo-nazistische uitingen op sociale media met afbeeldingen uit de tentoonstelling. Het fotoverbod, streng gehandhaafd door in zwart geklede suppoosten, draagt bij aan de grimmige inhoud van de vitrines. Een jonge bezoeker schiet een plaatje van een instructietekening die stapsgewijs toont hoe een Hitlergroet gebracht moest worden. Een zaalwacht spreekt de jongeman overdreven bits aan. Hij schrikt en verontschuldigt zich, zegt dat hij niet wist dat… Hij moet de gemaakte foto deleten, iets wat hij meteen doet. Het is een enigszins intimiderend moment onder een levensgroot portret van Hitler die de gang van zaken met een minzame glimlach lijkt te volgen. Ik kijk om me heen en zie wel erg veel suppoosten hun best doen het publiek in de gaten te houden. Achterin de zaal is het rustiger. Bij een wand met letterontwerpen, haal ik behoedzaam mijn mobiel tevoorschijn en druk ongemerkt af. Onscherp, blijkt bij thuiskomst. Naast me staat de fotojongen van daarnet die, uit het zicht van de zwarte brigade, slinks een vitrine met geweren op de korrel neemt. Verzetshelden op sokken.
In de Tweede Wereldoorlog kwam het Scheveningse huis van bewaring onder Duits regime. Verzetsmensen, joden, zigeuners en homoseksuelen werden in de krappe cellen vastgezet. Al snel werd de gevangenis – met een patriottische verwijzing naar het Koningshuis – in de volksmond omgedoopt tot ‘Oranjehotel’. Ongeveer 25.000 gevangenen verbleven er, van wie de meesten na hun berechting op transport gingen naar concentratiekampen of tuchthuizen. 215 mensen werden ter dood veroordeeld en op de nabijgelegen Waalsdorpervlakte gefusilleerd. Onlangs werd een deel van het Oranjehotel ingericht als tentoonstellingsruimte en opengesteld voor het publiek. In de cellen worden op beeldschermen interviews met (inmiddels hoogbejaarde of overleden) oud-gevangenen vertoond. Er zijn vitrines met getuigenissen en afscheidsbrieven van terdoodveroordeelden. Ze zijn hartverscheurend in hun vaak berustende, nuchtere bewoordingen: ‘Het is natuurlijk jammer dat ik de kinderen nu niet kan zien opgroeien.’ Foto’s, kleding en andere persoonlijke attributen, officiële documenten, voedselbonnen, een Jodenster… het is een beklemmende uitstalling van ‘restmateriaal’. Een animatiefilm laat zien hoe het er elke dag aan toe ging in de cellen en de gangen en op de luchtplaats buiten. In een naastgelegen vertrek vertellen BN-ers Gerard Spong en Adriaan van Dis – levensgroot geprojecteerd en alleen verstaanbaar voor wie een hoofdtelefoon heeft opgezet – over de rechtspraak en de leefomstandigheden in het Oranjehotel. Dodencel ‘601’ is in oorspronkelijke staat bewaard gebleven. Maar ook in tijden van oorlog en dood gaat het leven door. De voorkant van een Haagsche Courant uit 1943 doet naast een lijst met namen van ter dood gebrachte gevangenen, verslag van de uitgereikte toneelprijzen.
‘De mens is niet in staat om uit het verleden een les te trekken. Hij springt gewoon terug in de houding. Hij is van elastiek,’ schreef Gerrit Komrij. Maar een gewaarschuwd mens telt voor twee.
Design Museum, Den Bosch – Design van het Derde Rijk
Op maandag gesloten (designmuseum.nl)
t/m 19 januari 2020
Nationaal Monument Oranjehotel, Den Haag
Op maandag gesloten (oranjehotel.org)
Tekst: Huug Schipper
________