Kunst kijken

Kunst kijken

Zou het niet heerlijk zijn om met de stromingen van de kunstgeschiedenis in de hand door het museum te flaneren en links en rechts etiketten te kunnen plakken? Hoe graag zou ik niet indruk maken op mijn gezelschap met een uiteenzetting over ingetogen impressionisme of uitbundig expressionisme in de met liefde en vakmanschap ingerichte luisterrijke tentoonstelling van meesters met klinkende namen die ik moeiteloos uit de fris onderhouden kelders van mijn geheugen op weet te vissen en foutloos bij de onderhavige kunstwerken zet. Het lukt me niet. Ik heb moeite met begrippen als ‘impressionisme’ en ‘expressionisme’ die beide de subjectieve beleving van de kunstenaar centraal stellen. En het onthouden van namen gaat me sowieso niet goed af (al helpt het bij een schilder als Francis Bacon dat zijn voorstellingen sterk aan vlees doen denken).

Het draagt bij aan de gehele visuele beleving van kunst wanneer men het kunstwerk kan ‘duiden’ of dat men weet met welke ‘bedoeling’ het werk gemaakt is en wat de kunstenaar heeft ‘bezield’… Weten is zien; het maakt van het kijken naar kunst een cognitieve ervaring, maar trekt een gordijn voor het raam van de verbeelding (en probeer dat al kijkend maar weer eens open te schuiven…). Het omgekeerde – zien is weten – is weggelegd voor de onbevangen nieuwsgierigen. Hun kijkoogst kan overweldigend zijn – of schraal, afhankelijk van de kwaliteit van het gebodene en de gebruikte hoeveelheid energie van de beschouwer. Jawel, werpt men tegen, maar hoe kan ik de kwaliteit beoordelen als ik niet weet hóe, als ik geen ‘kennis vooraf’ heb? Kijken, goed kijken, zien zeg maar, is een kwestie van oefenen en heeft maar zeer ten dele te maken met het openhouden van de ogen, al is dit laatste natuurlijk een voorwaarde. De schrijver Adriaan Morriën (1912–2002) heeft daar ooit een treffend voorbeeld van gegeven: ‘Het aantrekkelijke kan bij een vrouw schuilen in haar gewoonheid, een gemiddelde dat aan het oog is onttrokken doordat wij het overal schijnen tegen te komen. Zolang wij niet echt kijken, zien wij bijna niets. Voor de intimiteit is een zekere bijziendheid nodig, zodat wij in staat zijn details te ontdekken die ontsnapten aan het normale oog dat per definitie gewapend is. In bed zet je je bril af.’

De overzichtstentoonstelling over de beginjaren van schildersgenootschap De Ploeg in het Groninger Museum is een lust voor geoefende en ongeoefende ogen. Na de solotentoonstelling over leven en werk van het beroemdste Ploeg-lid, de kunstenaar en drukker H.N. Werkman, in 2015, is het nu tijd voor de andere kunstenaars van dit Groningse collectief.
Honderd jaar geleden vond een aantal schilders elkaar in hun bewondering voor het werk van de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner (onthoud die naam). Naar dat voorbeeld van revolutionair kleurgebruik en argeloos, onbevangen omgaan met anatomie en constructie, los van de gangbare esthetica, wierpen de jonge kunstenaars het juk van de negentiende-eeuwse schildertraditie af. Ook Vincent van Gogh was een lichtend voorbeeld voor de groep van wie de 3 J’s (Jan Wiegers, Jan Altink en Johan Dijkstra) het voortouw namen. Het landschap van de kunst moest worden ‘omgeploegd’. Maar dit hoefde niet volgens een beginsel of stromingsmanifest. Iedereen koos zijn eigen stroom, zodat De Ploeg in die beginjaren een kleurrijk meanderende rivier was met instromende zijwatertjes in het versomberde Hollandse kunstlandschap. De officiële kunstkritiek plakte er het label ‘expressief impressionisme’ op, een term om te vergeten, omdat hij te weinig zegt om te onthouden. Wel om te onthouden is de onbekende naam Alida Pott, vrouwelijk Ploeglid van het eerste uur en tot 1922 bij elke Ploegtentoonstelling van de partij. In dat jaar trouwde ze met Ploeglid Georg Martens en verdween van het toneel, want zo verging het getrouwde vrouwen in die tijd. Met onder meer een opvallens naakt in waterverf staat zij nu terecht in het licht.

Ruim 250 werken telt de tentoonstelling, waaronder enkele bijzondere ‘dubbeldoeken’ op zuilen in de blauwe zaal van het museum. Door geldgebrek gedwongen, maar gedreven door een nieuwe artistieke overtuiging beschilderden de Ploegkunstenaars soms voor- en achterkant van een doek. Doordat de doeken vrij in de ruimte op zuilen zijn gezet, kan je eromheen lopen en de details van dichtbij bekijken. Het ontrafelen van de grote stilistische, technische en ja, emotionele verschillen tussen beide zijden van hetzelfde stuk linnen is een leerzame ervaring.

Om voor de hand liggende redenen is het museum de meest geschikte plek om het werk van een beeldend kunstenaar bijeen te brengen en aan een geïnteresseerd publiek te presenteren. Zonder het museum blijft het ongezien voor liefhebbers verborgen bij anonieme verzamelaars of in de opslag van de kunstenaar. Maar soms bereikt dat werk via andere platforms een publiek en is de kunstenaar zelf een bekende en geziene persoonlijkheid in en op (sociale) media. De Belgische absurdistische kunstenaar, performer en theatermaker Kamagurka (Luc Zeebroek, 1956) is zo iemand die al decennialang met zijn (nieuws)cartoons in de krant opduikt, met zijn performances op tv verschijnt en met zijn theatervoorstellingen op het podium schittert. Een paar jaar geleden zag ik hem in Den Haag in zijn voorstelling ‘Sprook’, solotoneel met een boeiend, prettig gestoord verhaal uit het ongerijmde in een suggestief, door de kunstenaar zelf ontworpen decor. ‘Deze man is knettergek,’ schreef indertijd de Theaterkrant. Na afloop was er een publicatie te koop waarin de kunstenaar, met een biertje aan een tafel in de foyer gezeten, desgewenst een unieke, paginavullende tekening zette. Zo genoot ik eerst van ’s mans toneeloptreden en stond ik daarna in stille bewondering aan de wieg van een ‘echte Kamagurka’ op de titelpagina van mijn exemplaar van zijn boek. Tegen deze ‘totaalervaring’ legt elk museaal overzicht het af, maar er blijft in Het Noordbrabants Museum toch veel van Kamagurka te genieten: cartoons, strips, schilderijen, beelden en videofragmenten ter gelegenheid van zijn 50-jarig kunstenaarschap. Kamagurka is een dynamisch kunstenaar. Niet alleen beweegt hij zich vlot tussen de verschillende kunstvormen, ook de aard van zijn werk is beweeglijk. De snelle grapjes, de diversiteit en productiesnelheid van zijn tekeningen, niet alleen in de krant maar ook op Instagram… daarbij vergeleken is elke tentoonstelling van dit werk onvermijdelijk statisch. Daarom ontwierp Kamagurka voor het museum de Kamabot, een interactieve robot met filmpjes en grappen (uit de mond van de kunstenaar). De bijbehorende levende ezel om de robot door de museumzalen te trekken, kon om veiligheidsredenen helaas niet doorgaan.

Groninger Museum – Avantgarde in Groningen. De Ploeg 1918–1928
t/m 4 november 2018. Op maandag gesloten
(groningermuseum.nl)

Het Noordbrabants Museum – Kamagurkistan
t/m 28 oktober 2018. Op maandag gesloten
(hnbm.nl)

Tekst Huug Schipper