Kunst kijken
Langs het pad dat naar de ingang van het Kröller-Müller Museum leidt, staan twee manshoge glazen blokken met donker glas. Het zijn de ‘Two adjacent pavilions’ van de Amerikaanse kunstenaar Dan Graham. Ze spiegelen de omgeving. De blokken hebben elk een deurtje. Als je erdoor naar binnen gaat valt te zien en te beleven wat ik niet zal beschrijven, zodat het een verrassing blijft. Ik ga elke zomer met vrienden naar het Kröller-Müller Museum. Het bezoek begint altijd feestelijk met een tocht per witte fiets door het Nationale Park De Hoge Veluwe. Een fiets met kinderzitje – of je een kind bij je hebt of niet, want zo’n zitje hebben ze allemaal – waarmee je over de spaarzaam neergelegde fietspaden pedaleert. Bij het museum aangekomen hangen we onze fiets met het stuur over een rek in de fietsenstalling tussen de bomen en lopen over een strakke groene grasmat langs een gebutste, minimalistische klomp zilverkleurig aluminium. Een paar meter verderop begint de aanloop naar het door architect Henry van de Velde ontworpen museumgebouw. Hier geen gebrek aan selfie-plekken. Iemand zet ‘Monsieur Jacques’ van Oswald Wenckebach een hoedje op, kinderen beklimmen de felrode staalconstructie van Mark di Suvero en ik fotografeer ons gr oepje voor Dan Grahams spiegelende glaspaviljoen. Ik wacht met knippen tot een vrouw e n kind op weg naar de uitgang achter ons voorbij gelopen zijn. Het kind – te oud voor een zitje – kijkt naar ons en naar het paviljoen: ‘Mam, is dat een wc… of is het ook kunst? De vrouw, vermoeid: ‘Dat is helemaal niets.’
Kröller-Müller bezit – na het Van Gogh Museum – de grootste verzameling Van Goghs en stelt daaruit een steeds wisselende selectie van veertig werken ten toon naast de ijzersterke vaste collectie twintigste-eeuwse kunstwerken van Abramovic, Beuys, Calder, LeWitt, Lichtenstein, Léger, Mondriaan, Picasso… Het zijn de namen die je in elk gerenommeerd museum voor moderne kunst, waar ook ter wereld, tegenkomt. De kracht van de werken zit in de namen van hun makers. Namen die al decennia lang aanzien geven aan musea en veilinghuizen. Namen als kasmagneten. Met de soms verbluffende (of verontrustende) beroering die een kunstwerk zélf kan veroorzaken zouden ze weinig of niets van doen moeten hebben, maar zo is het niet. ‘Picasso’, goed leesbaar onderaan een doek, stoot het werk op, maakt het onaantastbaar groot en onbetaalbaar duur. In Kröller-Müller hangt een tijdlijn met de data waarop de verschillende werken van Van Gogh zijn verworven en voor welke prijs. Daar sta je langer naar te staren dan naar zijn aardappeleters.
Behalve de grote namen en de ligging op een van de mooiste stukjes Nederland heeft dit museum een ronduit schitterende beeldentuin, of ‘buitenzaal’ zoals ze het noemen. 25 hectare natuurschoon waarin – ook hier – het puikje van de (inter)nationale kunstwereld is vertegenwoordigd. Roept u maar een naam, hij is erbij, op het gazon, tussen de struiken, onder de bomen, in het water. Alles is aangenaam, rustgevend en inspirerend. Bij wijze van zelfmedicatie – broodnodig in de strijd tegen de tijd en het gezanik – ga ik graag even naast Permeke’s ‘Niobe’ in het gras liggen.
Het contrast tussen de oogstrelende Hoge Veluwe en de verpauperde volksbuurt in Tilburg waar ik doorheen loop op weg naar Museum De Pont kan niet groter zijn. Toch is die wandeling – vanaf het station is het een kwartiertje lopen – een passend begin van het museumbezoek ter stede. Want zoals de bloeiende paarse dophei op het gouden zand van ons Nationale Park leidt naar een delikaat ontworpen kunstgebouw, zo gidsen rauwe smalle straatjes je vanaf het NS-station in Tilburg naar een museum dat gevestigd is in een voormalige wolfabriek. Eenmaal binnen sta je in een ruime, industriële tentoonstellingshal – elk goed museum begint met een indrukwekkende behuizing – licht en uitnodigend. De weg naar het hogere is blijkbaar uiteenlopend geplaveid maar ook hier goed begaanbaar en de moeite van het afleggen waard. Het hogere is in dit geval het werk van de Belgische kunstenaar Luc Tuymans (1958) die in Nederland gedoe teweegbracht met zijn portret van Beatrix bij de entree van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Verafschuwd en bewonderd, zoals dat heet (kom niet aan ons Koningshuis), kent u het? Ik vind het prachtig, mysterieus en majestueus, herkenbaar, krachtig en kwetsbaar, stoer neergekwast, heel raak, precies en slordig tegelijk, in zachte, pastelachtige grijzen, violet, bruin, enfin, een werk met een heel eigen signatuur. Een overzicht van de kunst van Tuymans hangt nu dus in De Pont, niet toevallig het eerste museum in Nederland dat ooit werk van hem tentoonstelde. De Pont leunt niet op namen uit de canon van de kunst, maar brengt sinds de opening in 1992 (dankzij de financiële nalatenschap van zakenman Jan de Pont) met veel succes nieuwe en opkomende kunstenaars over het voetlicht. Enkele van die kunstenaars, zoals Anish Kapoor die al in 1995 in het museum exposeerde, of Marlene Dumas (in 2002) en, jawel, Luc Tuymans (in 1995) zijn in de jaren daarna wereldberoemd geworden. Ter gelegenheid van het afscheid van De Pont-directeur Hendrik Driessen stelde Tuymans onder de titel ‘The Return’ een tentoonstelling samen van 50 schilderijen uit zijn oeuvre. Luc Tuymans schildert naar fotografische beelden die vaak kampen met een technisch tekort. Ze zijn overbelicht, of – met een verwijzing naar de analoge fotografie uit het verleden – te kort ontwikkeld. Het verklaart de kenmerkende bleke, ondiepe kleuren, de pasteltinten en lichte grijzen van de meest recente doeken. Eerder werk (de kunstenaar zocht zijn vorm – er hangt zelfs een doek uit 1975, Tuymans was toen 17!) is veel zwaarder en contrastrijker getoonzet. Natuurlijk zijn er verklaringen, heeft de kunstenaar bedoelingen, wil hij ideeën overbrengen, aan de kaak stellen, bewustmaken en vertellen. Het is vandaag de dag ondenkbaar dat de kunstenaar ‘maar wat doet’, of alleen geïnspireerd wordt door vorm, kleur, materie en zijn eigen schilderplezier. In de documentaire over het totstandkomen van de tentoonstelling die in een filmzaaltje van het museum vertoond wordt, wijst Tuymans die met een voetblessure in een rolstoel zit het museumpersoneel de precieze plek waar het werk moet hangen. ‘Nee, nee, nog een beetje meer naar rechts… nee, een beetje terug, ja daar.’ Een beetje norsige man, er kan geen lachje af. De afscheidnemende museumdirecteur loopt erbij te glunderen, hij zoekt woorden voor zijn bewondering. Hij vindt ze, ze zijn precies goed, deze woorden van een sympathieke liefhebber: ‘het werk van Tuymans is altijd herkenbaar… het is… ik vind het… zo lèkker geschilderd.’ Ja, dat is het. En het wringt soms onhandig charmant. Portretten, stillevens, plekken, vlakken. Prachtig geschilderd, maar soms heb je geen idee waar je naar kijkt. Ik stond lang voor een werk met een groen kruis. Wat was dit? Gelukkig had het een titel.
Kröller-Müller Museum, Otterlo
Op maandag gesloten (krollermuller.nl)
De Pont Museum, Tilburg – Luc Tuymans ‘The Return’
t/m 17 november 2019
Op maandag gesloten (depont.nl)
Tekst Huug Schipper