Kunst kijken
Het woord van het jaar 2013 was ‘selfie’. Dat is drie jaar geleden. Zelden zal een sociaal-cultureel verschijnsel sneller gemeengoed zijn geworden dan het zelfportret per mobiele telefoon, de selfie, of ‘otofoto’ zoals Kees van Kooten het noemde. In onze op schone schijn georiënteerde samenleving vol onzekerheden richten wij het vizier liever op onszelf dan op anderen. Anderen die we wel nodig hebben om naar onze zelfportretten te kijken en ze te liken (leuk te vinden) op sociale media als facebook (ons openbare dagboek) en instagram (ons digitale fotoalbum). We noemen de anderen vrienden of volgers. Wie gevolgd wordt, bestaat, wie geliked wordt is koning. Toen ik mijn nichtje vroeg waarom ze alleen maar selfies op instagram zette, zei ze dat ze dan veel meer likes kreeg. Ze had wel eens een kleurrijk bord eten gepost, maar daar had ze weinig reacties op gehad. In een onzekere buitenwereld zoekt de moderne mens beschutting op internet en meet hij zijn status af aan volgers en likes. De sleutel tot succes is het zelfportret.
Het is dus niet verwonderlijk dat in de portrettententoonstelling ‘Zie de mens. 100 jaar in 100 gezichten’ in Museum de Fundatie in Zwolle ruimte is gemaakt voor de selfie. Samensteller Hans den Hartog Jager laat in 100 werken zien ‘hoe kunstenaars er de afgelopen eeuw in zijn geslaagd via de schijnbaar eenvoudige, overzichtelijke vorm van het portret de rijkdom en complexiteit van de moderne wereld op te roepen’. De werken zijn vaak prachtig, maar je kunt je natuurlijk afvragen waarom nu juist het gekozen portret bij een bepaald jaar hangt en niet een ander. Dat wordt in een aantal gevallen aannemelijk gemaakt door ‘het verhaal achter het werk’. Betekenisvolle anekdoten over de totstandkoming of achtergrond die door Den Hartog Jager zijn toegevoegd, waardoor je als kijker na lezing iets geheel anders ziet dan ervoor. Neem bijvoorbeeld David Schermans zwartwitfoto van een vrouw in bad. Mooie, sfeervolle jaren 40-foto. Maar dan lees je dat de vrouw Lee Miller is, evenals Shermans oorlogsfotograaf, en dat dit de badkamer van Hitlers verlaten woonhuis in Munchen is. Miller neemt een bad, haar soldatenplunje ligt op de stoel, haar besmeurde laarzen staan op het badmatje. Het is 30 april 1945, de dag dat Hitler zelfmoord pleegt in Berlijn.
Van de Nederlandse kunstenaar Constant zijn twee schilderijen in de tentoonstelling opgenomen. Het eerste dateert uit 1946 en is een Picasso-achtig portret van Constants vrouw Matie. Ondanks de kubistische opbouw is het een vrolijk en liefdevol werk van een zoekende schilder op weg naar een eigen vormentaal. Pas als Constant de schilder Asger Jorn heeft ontmoet vindt hij die taal en verandert zijn wereld voorgoed. Waarom is uitgerekend dit schilderij geselecteerd? Welnu, om het tweede schilderij extra lading te geven. Want in het bijschrift lezen we dat Matie er met Asger Jorn vandoor ging. Drie jaar later portretteert Constant haar als ‘La femme terrible’ en is er van zijn liefde voor Matie zichtbaar geen sprake meer.
Het zelfportret uit 1963 van de grootvader van de conceptuele kunst, Marcel Duchamp heeft geen bijschrift. Het is in zijn eenvoud voorbeeldig. Vijftig jaar na zijn beroemde vroeg- dadaïstische Roue de bicyclette (u weet wel, dat fietswiel dat met zijn vork ondersteboven op een wit krukje is gemonteerd) knipte Duchamp zich en profil uit een vierkant stuk bruin papier en plakte dat op een zwarte ondergrond. Duchamp was eerst kunstenaar en werd daarna schaakgrootmeester. In dit zelfportet wist hij beide hoedanigheden vernuftig met elkaar te verbinden.
De rondgang langs de jaren biedt behalve de verhalen een kleine geschiedenis van moderne kunst, van Kokoschka (1917) en Brancusi (1920) – wiens abstracte ei-vormige sculptuur ‘Le nouveau-Né’ van gepolijst brons wordt beschouwd als het ‘nulpunt’ van het portretgenre, omdat kunstenaars zich vanaf dit moment veel meer vrijheid konden permitteren bij het portetteren van hun model – via Picasso (1931), Francis Bacon (1953), Nan Goldin (1984), Marlene Dumas (1994) en nog ruim negentig andere kunstenaars tot Richard Prince (2015) en Neo Rauch (2016). Prince is bekend door zijn ‘hergebruik’ van bestaande foto’s uit bijvoorbeeld advertenties of kranten. Hij kopieert de beelden en brengt ze in een nieuwe context als eigen werk op de markt waar ze voor astronomische bedragen van de hand gaan. Zo maakte hij in 2015 screenshots van portretten die hij op instagram vond, voegde er (onzinnige) teksten aan toe en printte ze levensgroot op schilderslinnen. Het portret van de Deense Camilla Forchhammer Christensen hangt in de tentoonstelling acheter du viagra au meilleur prix. De vraag rijst wie de rechtmatige eigenaar van dit werk eigenlijk is. Prince wordt aan de ene kant verguisd omdat hij zich beelden toe-eigent en aan de andere kant toegejuicht omdat hij de selfie-cultuur blootlegt (en instagramgebruikers de aandacht geeft waar ze op uit zijn).
Camilla Forchhammer heeft 23000 volgers, ze bestáát. Ik heb de originele foto op instagram opgezocht, hij staat er nog, gewoon tussen Forchhammers andere selfies en zonder enige verwijzing naar zijn picturale leven in tentoonstellingen. Hij heeft inmiddels 1738 ‘likes’ en is dankzij Richard Prince (wiens galerie in New York de selfieschilderijen voor 100.000 dollar verkoopt) wereldberoemd aan het worden.
Museum De Fundatie
Blijmarkt 20, Zwolle
Zie de mens, 100 jaar, 100 gezichten
t/m 15 januari 2017
Geopend
Di t/m zo van 11.00 tot 17.00 uur
(Bijschriften)
Constant Portret van Matie
Constant La femme terrible
Marcel Duchamp
Brancusi
Richard Prince
Tekst Huug Schipper